Raadsheer Sonneveldt: “Soms moet je als rechter een sprong maken naar wat voor jou de waarheid is”

  • Eric Arends
  • Camille Schaepman

Hoe weeg je bewijsmateriaal? En weeg je dit anders als er een levenslange straf op tafel ligt? Raadsheer Rogier Sonneveldt behandelt in het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zaken in hoger beroep. Die zaken zijn al bij de rechtbank geweest, maar worden opnieuw behandeld omdat de verdachte of het Openbaar Ministerie (OM) het niet eens is met de uitspraak.

De aanleiding van dit gesprek is de podcast Olaf zit vast, over de zaak van de tot levenslang veroordeelde Olaf Hamers. Maar een voorwaarde is dat u niks over deze specifieke zaak zal zeggen. Waarom is dat?
“Als rechter treed je niet in het oordeel van een andere collega. Die respecteer je. Wel wil ik graag vertellen over rechterlijke oordeelsvorming en de dilemma’s waar je als rechter tegenaan loopt. Ik vind het belangrijk dat mensen daar inzicht in krijgen.”

Laten we beginnen. Er is een aanklacht en er worden bewijsmiddelen voorgehouden: wanneer acht je een aanklacht bewezen?
“Een strafrechter moet een aantal vragen beantwoorden. De eerste vraag is: is iemand schuldig? En zo ja, wat is dan een passende straf? En daar hebben we een systeem voor. Kort gezegd houdt dat in dat er sprake moet zijn van wettig en overtuigend bewijs. Wettig bewijs wil zeggen dat het bewijs volgens de regels verkregen moet zijn. En overtuigend bewijs wil zeggen dat je als rechter de overtuiging moet hebben dat iemand ook daadwerkelijk schuldig is. Je moet de overtuiging halen uit het wettige bewijs.”

En wat is bewijs?
“Eigenlijk alles. Een aangifte, getuigenverklaringen, video-, foto- of geluidsmateriaal.. Maar ook forensisch technisch bewijs. Dat zijn onderzoeken van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Die doen bijvoorbeeld onderzoek naar bloed of sperma en kunnen daar DNA uit halen. Allerlei onderzoek kan bewijs opleveren. Als rechter moet je overtuigd worden op basis van het door het Openbaar Ministerie of door de politie aangeleverde bewijs.”

Als mens?
“Ja, je moet als mens de overtuiging krijgen.”

Wat is een lekker bewijsmiddel voor een rechter?
“Bij het NFI heeft ieder bewijsmiddel een waarde. Stel er is een bloeddruppel aangetroffen waar een DNA-profiel uit wordt gehaald en die matcht met een persoon, dan is de kans dat het van iemand anders is vrijwel uitgesloten. Dit bewijsmiddel krijgt dan een waarde van 1 miljard."

"Daarnaast heb je bijvoorbeeld getuigenverklaringen, waar bij veroordelingen regelmatig zwaar aan wordt getild. Maar getuigenverklaringen zijn eigenlijk heel onbetrouwbaar. Ik heb weleens gevraagd aan een deskundige van het NFI wat hier de bewijswaarde van is. Hij zei dat het ergens ligt tussen de drie en twaalf. Ik vond het antwoord best wel schokkend en openbarend. Je hebt aan de ene kant heb je dus waardes van 1 miljard en aan de andere kant heb je de getuigenverklaring die een vrij geringe bewijswaarde heeft. Ik heb dus liever technisch of forensisch bewijs.”

Als een verdachte wordt veroordeeld, bijvoorbeeld van moord, weet je dan honderd procent zeker dat diegene het ook heeft gedaan?
“Het makkelijke en meest heldere antwoord daarop is: nee. Honderd procent zekerheid krijg je niet. Ons oordeel dat iemand schuldig is, is natuurlijk een juridische werkelijkheid. Als iets op beeld staat en iemand bekent, dan kan je met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zeggen dat iemand de dader is. Maar soms kan je die zekerheid gewoon niet hebben en moet je als rechter als het ware een sprongetje maken naar wat voor jou de waarheid is."

"Soms is het heel moeilijk om de knoop door te hakken. Je hebt bewijsmiddelen voor je, bijvoorbeeld een getuigenverklaring of beeldmateriaal waaruit blijkt dat de verdachte in de buurt van de plaats delict is geweest rond het tijdstip van het misdrijf. Die bewijsmiddelen waardeer je vanuit het scenario dat die verdachte de dader is. De overtuiging moet eigenlijk zo klein zijn dat de overtuiging groot genoeg is om iemand als dader aan te wijzen. Maar honderd procent zekerheid heb je dus vaak gewoon niet.“

Dat betekent volgens mij twee dingen. Ten eerste dat dat een enorme verantwoordelijkheid met zich meebrengt voor een rechter. Maar ook dat er dus altijd een mogelijkheid blijft dat het anders zit.
“Daar heb je gelijk in. En daar ben ik me vaak van bewust, al helemaal als het om impactvolle zaken gaat waar grote straffen zijn geëist. Onlangs heb ik nog een uitspraak gedaan waarbij ik een verdachte schuldig heb bevonden aan doodslag. Ik moest hem vertellen dat we hem hebben veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging, ondanks dat deze meneer in alle toonaarden ontkende. Dat is heel heftig. Op dat soort momenten ben ik me enorm bewust van de impact van ons werk en de enorme verantwoordelijkheid die je hebt als rechter.”

Heeft u weleens levenslang opgelegd?
“Recent nog heb ik twee keer levenslang opgelegd. Dit ging om twee verdachten in dezelfde zaak. Zij zijn veroordeeld voor het plegen van vier moorden.”

Welk bewijs lag er toen op tafel?
“Daar was het nodige technische bewijs, zoals: DNA, bloedsporen, schoensporen en telefoongegevens.”

Is dat fijn bewijs om te hebben?
“Ja, maar het feit dat iemands schoenspoor en DNA op de plaatsdelict zijn aangetroffen, wil natuurlijk nog niet zeggen dat hij ook heeft geschoten in dit geval. Dus je hebt meer dan dit nodig.”

Stel dat een verdachte in aanmerking komt voor levenslang. Stel je als rechter dan nog andere eisen aan de zwaarte van het bewijs?
“In de kern is iedere is de beoordeling in iedere strafzaak hetzelfde. Er moet voldoende wettig bewijs zijn en op grond van dat bewijs moet ik de overtuiging hebben dat onze verdachte de dader is. Strikt genomen maakt het dus niet uit, maar je neemt toch meer tijd voor een levenslang oordeel. Hebben we het nou wel echt goed gezien?”

Interview

Neuropsycholoog: Belangrijkste getuigenis in moordzaak levenslang gestrafte Olaf Hamers 'onbetrouwbaar'

Geen forensische sporen, zoals DNA en bloedsporen, leidden naar Olaf Hamers als dader van de moord op een echtpaar en poging tot doodslag op hun 9-jarige kleindochter. Toch kreeg hij levenslang. Belangrijk voor die veroordeling waren de getuigenissen van kleindochter Audrey. Maar die zijn door haar letsel heel 'onbetrouwbaar', zegt neuropsychologisch onderzoeker dr. Angelique Hendriks tegen Argos.

Heeft u zelf weleens meegemaakt dat er twijfel bestond tussen rechters in een zaak waar levenslang op tafel lag?
“In de meeste gevallen wanneer een zaak met drie rechters behandeld wordt, komen we er wel uit en bereiken wij een consensus over wat het oordeel moet zijn. Het kan ook voorkomen dat je die consensus niet bereikt en dan is het simpel gezegd twee tegen één. Recent heb ik wel meegemaakt dat we na de zitting samen tot een bepaalde beslissing zijn gekomen en dat ik later dacht: dit is niet goed. Op de avond voordat we uitspraak zouden gaan doen werd ik ineens heel onrustig. We zouden iemand vrijspreken in een zedenzaak. Uiteindelijk hebben we op de dag zelf nog met elkaar kunnen overleggen en de beslissing genomen om de zaak te heropenen en nieuw aanvullend onderzoek te bevelen. Ik vond dat heel interessant om mee te maken. En opmerkelijk om ineens die twijfel te voelen. Die werd zo groot, dat ik er echt onrustig van werd.”

Waar ging dat aanvullende onderzoek over?
“We hebben onderzoek bevolen naar de bewijswaarde van een bepaalde getuigenverklaring. Hoe betrouwbaar is die verklaring? Hoe betrouwbaar zijn de herinneringen van deze getuigen nou eigenlijk nog? Uiteindelijk was het oordeel hetzelfde, maar dit aanvullende onderzoek nam mijn onrust weg."

Zonder in te gaan op de ins en outs: kent u de zaak van Olaf Hamers, waar wij de podcast over hebben gemaakt?
“Ja, ik heb erover gehoord en gelezen.”

Wat voor naam heeft deze onder rechters?
“Om heel eerlijk te zijn: ik heb er nog nooit met een collega over gesproken. Wij spreken over relatief weinig andere zaken met elkaar. We praten natuurlijk wel over jurisprudentie. Dus uitspraken van de Hoge Raad van andere gerechtshoven. Maar dat is meer vanuit juridisch perspectief en niet naar aanleiding van krantenkoppen. Het is ook leuker om aan de lunchtafel over andere dingen te praten, zoals voetbal.”