Rabobank discrimineerde bij klantcontroles

  • Saar Slegers

De Rabobank zocht op basis van mogelijk discriminerende kenmerken in banktransacties naar terroristen. Dat blijkt uit een intern document van de Rabobank uit 2017, in handen van Argos. In het document is te lezen dat de bank op zoek ging naar transacties die wezen op, bijvoorbeeld, de aankoop van een visum voor Turkije, de aanschaf van islamitische kleding en aankopen bij religieuze stichtingen of boekhandels.

Volgens hoogleraar politicologie Marieke de Goede zou de lijst discriminerend kunnen werken. Veel indicatoren zijn ‘bijzonder breed’ geformuleerd. “Je zou denken dat transactiemonitoring uitgaat van abnormale patronen. Maar hier staan dingen op de lijst die eigenlijk helemaal niet abnormaal zijn.” 

“De zorg is dat wat beklijft en waar de bank op handelt, de combinatie is met islamitische kleding of de met een donatie aan de moskee.” De zorg is dat een hele bevolkingsgroep onterecht sneller als potentiële verdachte zal worden gezien. De gevolgen voor klanten van de bank kunnen in het uiterste geval zijn dat hun rekening wordt gesloten of zij geen overboekingen meer kunnen doen. 

Opsporen van uitreizigers

In het document met de titel ‘Best Practices / Red Flags’ beschrijven medewerkers van het transactiemonitoringteam van de Rabobank welke ‘indicatoren’ kunnen wijzen op terrorismefinanciering. Dat zijn kenmerken die ertoe kunnen leiden dat een transactie als potentieel verdacht wordt aangemerkt, om door te geven aan opsporingsinstanties. De lijst was destijds bedoeld “voor het opsporen van uitreizigers’ naar Syrië en van ‘grassroots-terroristen”.  

Bart Joosen, juridisch adviseur en tot voor kort hoogleraar financieel recht aan de Universiteit Leiden, schrikt van de lijst. “Een aantal indicatoren zijn heel erg privacy-gerelateerd en kunnen bijvoorbeeld een indicatie zijn voor de wijze waarop mensen hun religie bedrijven. Daar hebben de staat en zeker commerciële banken niets mee te maken.” 

Black box

Volgens de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) moeten banken alert zijn op signalen die kunnen wijzen op terrorismefinanciering. De Nederlandsche Bank houdt daar toezicht op en verplicht banken onder meer om transacties van klanten in de gaten te houden door middel van zogenaamde ‘transactiemonitoringssystemen’.  

Deze geautomatiseerde systemen monitoren de transacties van klanten op kenmerken die kunnen duiden op – onder andere – terrorismefinanciering. Bij een hit in het systeem kijkt een bankmedewerker naar de transactie en geeft die eventueel door aan de financiële inlichtingendienst FIU.  

Ook kan een bankmedewerker besluiten het risicoprofiel van de klant aan te passen. Dat kan er in het uiterste geval toe leiden dat transacties worden bevroren of de klantrelatie wordt beëindigd. Cruciaal is dus dat de juiste indicatoren worden gebruikt. 

Niet openbaar

Volgens DNB is het de verantwoordelijkheid van de banken zelf om te bepalen welke indicatoren zij gebruiken. Wel doen DNB en de FIU suggesties. Welke indicatoren uiteindelijk worden gebruikt, maken banken niet openbaar. “We willen criminelen immers niet wijzer maken dan ze al zijn,” laat de Rabobank weten. Tegelijkertijd kunnen klanten door dit gebrek aan transparantie hun bank niet ter verantwoording roepen op het moment dat het systeem hen onterecht als potentiële terrorist bestempelt. 

Reactie Rabobank

De Rabobank benadrukt in een reactie dat het document in zijn tijd geplaatst moet worden: “Toen dit document in 2017 werd opgesteld, waren uitreizigers een relatief nieuw fenomeen. Autoriteiten en banken zochten in deze tijd naar manieren om te voorkomen dat ISIS het financieel stelsel kon misbruiken om terroristische activiteiten te financieren.” 

De bank benadrukt het belangrijk te vinden “dat iedereen zich welkom voelt bij onze coöperatie en daar hoort bij dat we discriminatie ten allen tijden willen voorkomen.” 

Het document, laat de Rabobank weten, is destijds opgesteld “om te leren van een zeer beperkt aantal casussen waarin er terrorisme financiering was vastgesteld. (…) Op basis van deze casussen heeft een klein aantal medewerkers mogelijke indicatoren gesignaleerd, die in veel gevallen overeenkwamen met zogenaamde ‘red flags’ zoals die waren opgesteld door nationale en internationale autoriteiten. Dit document werd gebruikt in de training van een kleine, gespecialiseerde groep medewerkers die de taak had om nader onderzoek te doen naar transacties die als mogelijk ongebruikelijk waren aangemerkt. Het betreft geen beleidsstuk en werd ook niet gebruikt door onze analisten in de reguliere transactiemonitoring.”  

Opvallend is dat de kanttekening die de bank nu maakt -dat de indicatoren gebaseerd zijn op een zeer beperkt aantal casussen - in het oorspronkelijke Rabobankdocument ontbreekt en er juist met stelligheid geschreven wordt over “klassieke patronen”. 

DNB negeert conclusies eigen onderzoek

Het kijkje in de keuken van de Rabobank is extra opvallend, omdat uit onderzoek is gebleken dat het heel moeilijk is om met behulp van indicatoren terrorismefinanciering op te sporen in transacties. Dat blijkt uit een intern, vertrouwelijk document van DNB. Uit wetenschappelijk onderzoek bleek al langer dat er te weinig statistische data van terrorismefinanciering zijn om betrouwbare ‘red flags’ te kunnen opstellen. Opvallend is dat nu blijkt dat DNB zelf ook al tot die conclusie kwam. Desondanks moedigt DNB dit beleid bij banken nog steeds aan. 

Uit onderzoeken van DNB uit 2015 en van het Financieel Expertise Centrum – een samenwerkingsplatform van overheidsdiensten die betrokken zijn bij de financiële sector – in 2017 bleek al dat het heel moeilijk was om typologieën en indicatoren op te stellen om uitreizigers te herkennen en dat de transactiepatronen van deze groep geen statistisch significante verschillen lieten zien ten opzichte van de controlegroep. Dit stelde hoogleraar De Goede in 2018 al vast toen zij in opdracht van het WODC het Nederlandse beleid ter bestrijding van terrorismebestrijding analyseerde. Waarom DNB in strijd met de eigen conclusies dit beleid desondanks bleef aanmoedigen bij banken, blijft onduidelijk.  

In een reactie stelt DNB dat het essentieel is “dat [financiële] instellingen beschikken over kennis van relevante typologieën, indicatoren en red flags. Deze hulpmiddelen helpen bij het signaleren van verdachte patronen en vormen een belangrijk onderdeel van een risico gebaseerde aanpak. Hoewel eerder onderzoek laat zien dat het niet altijd mogelijk is om sluitende typologieën op te stellen, blijft het verantwoord en zorgvuldig inzetten van deze instrumenten een belangrijk onderdeel van de risicoanalyse.”  

Bovendien, stelt DNB, is het niet de bedoeling dat enkel een hit in het transactiemonitoringssysteem doorslaggevend is in de beoordeling van een bank: “contextuele beoordeling en professionele inschatting zijn essentieel om risico’s daadwerkelijk te begrijpen en adequaat te adresseren.”