De strijd om de babyfles
Begin jaren vijftig werd flesvoeding steeds vaker gezien als een moderne en praktische manier om baby’s te voeden. Daarom richtte de La Leche League in 1956 een tegenbeweging op, die borstvoeding opnieuw centraal wilde stellen. Wat begon als verzet tegen de toenemende medicalisering van zorg, groeide uit tot een wereldwijde strijd over babyvoeding, een strijd die nog altijd voortduurt.
De oprichters van de League, zes katholieke vrouwen uit de Amerikaanse staat Illinois, beschouwden borstvoeding als een natuurlijke en moreel juiste manier om een kind groot te brengen. De organisatie promootte het idee van de “fulltime moeder”: een vrouw die haar roeping als moeder begrijpt en haar leven in dienst stelt van haar kind.
Het witte goud
Er woedt een felle strijd om de vraag wat beter is voor baby’s: moedermelk of poedermelk? In de podcastserie ‘Het witte goud’ zoekt onderzoeksjournalist Hansje van de Beek naar duidelijkheid in een doolhof van voeden, verleiden, verwijten en verdienmodellen.
Opkomend feminisme
In de jaren zeventig bestonden de ideeën van de League en de tweede feministische golf naast elkaar. Waar feministen streden voor zelfbeschikking over het vrouwelijk lichaam en gelijkheid tussen man en vrouw, benadrukte de League juist de bijzondere biologische en morele rol van de moeder. Volgens Lydia de Raad, vertegenwoordiger van de Nederlandse afdeling, ziet de League borstvoeding als een bevrijding van vrouwen uit de greep van mannelijke artsen.
La Leche League groeide uit tot een wereldwijde beweging. In 1981 telde de organisatie ongeveer 18.000 groepsleiders in tachtig landen. De nadruk op borstvoeding en moeder-kind-hechting sloot goed aan bij een bredere maatschappelijke herwaardering van ‘natuurlijk ouderschap’.
Tegelijkertijd had deze heropleving gevolgen voor de commerciële markt. Naarmate meer moeders borstvoeding gaven, daalde de verkoop van kunstmatige zuigelingenvoeding. Dit was een bedreiging voor de grote producenten, waaronder Nestlé.
Verschuiving van de flesvoedingsmarkt
Het gevolg was dat Nestlé zich vanaf de jaren zeventig richtte op markten in lagelonenlanden in Afrika, Azië en Zuid-Amerika, waar borstvoeding nog de norm was en gezinnen groot waren. Flesvoeding werd daar gepresenteerd als modern en westers, een symbool van vooruitgang.
Veel gezinnen konden het product echter nauwelijks betalen en hadden geen toegang tot schoon drinkwater. Flessen werden hergebruikt zonder ze eerst op je voorgeschreven manier schoon te maken en melk werd verdund om geld te besparen. De gevolgen waren dramatisch: massale ondervoeding, uitdroging en sterfte onder baby’s.
Aandacht voor Afrika
In 1974 publiceerde de Britse actiegroep War on Want het rapport The Baby Killer, geschreven door onderzoeker Mike Muller. Het document beschreef hoe marketingpraktijken van bedrijven als Nestlé direct bijdroegen aan kindersterfte in ontwikkelingslanden.
Accepteer de 'social' cookies om deze 'spotify'-content te bekijken.
Een moment geduld, de content wordt geladen.
De ontstane verontwaardiging werd nog verder gevoed door de documentaire Bottle Babies. In de film worden beelden getoond van ondervoede baby’s in Kenia en andere landen, waarbij artsen uitleggen dat de kinderen niet uit arme gezinnen en dorpen komen maar door verkeerd bereide flesvoeding ziek zijn geworden. De beelden van babygrafjes met lege melkblikken op de graven werden iconisch voor de beweging tegen kunstvoedingsreclame.
Reactie van Nestlé en politieke druk
Tijdens een BBC-interview kreeg een woordvoerder van Nestlé een vraag voorgelegd over de gevaren van flesvoeding in arme, ongezonde omstandigheden. De woordvoerder erkende dat besmette flessen en vuil water tot sterfte konden leiden, maar wilde geen verantwoordelijkheid nemen: “We accept no responsibility for the hygienic conditions in the country.”
De publieke verontwaardiging leidde tot een internationale boycot van Nestlé-producten. In 1978 volgden hoorzittingen in de Amerikaanse Senaat, onder leiding van senator Ted Kennedy. Tijdens de zitting werden vertegenwoordigers van Nestlé geconfronteerd met vragen over hun verantwoordelijkheid in gebieden met armoede en analfabetisme. Het bedrijf reageerde ontwijkend, maar de zaak had grote gevolgen.
Ontstaan van de WHO-code
De hoorzittingen vormden de directe aanleiding voor overleg tussen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en UNICEF. Op 21 mei 1981 trad de Internationale Code voor de Marketing van Vervangingsmiddelen van Moedermelk in werking.
De code, die steun kreeg van 118 landen, stelde ethische richtlijnen vast voor de promotie van zuigelingenvoeding. Reclame voor het grote publiek werd verboden, net als geschenken aan zorgpersoneel en promotie in ziekenhuizen. Fabrikanten moesten bovendien op hun verpakkingen vermelden dat borstvoeding superieur is aan kunstmatige voeding.
De code is niet juridisch bindend, maar heeft wereldwijd tot nieuwe regelgeving geleid. Binnen drie jaar na invoering hadden meer dan 130 landen wetten of beleidslijnen opgesteld die reclame voor flesvoeding beperkten.
Ethische discussie over borstvoedingsbeleid
Hoewel de WHO-code werd opgesteld om misleiding en kindersterfte te voorkomen, is er tegenwoordig ook kritiek op de manier waarop borstvoeding wereldwijd wordt gepromoot.
Hoogleraar ethiek aan de Technische Universiteit Delft, Sabine Roeser stelt dat de boodschap “borstvoeding is het beste voor je baby” te eenzijdig is. Veel vrouwen willen graag borstvoeding geven, maar lopen tegen medische of praktische problemen aan. Toch benadrukken officiële bronnen regelmatig dat “vrijwel iedereen borstvoeding kan geven”, een stelling zonder solide wetenschappelijke basis. Hierdoor ervaren moeders die moeite hebben met borstvoeding onnodige schuldgevoelens en druk om door te gaan, soms met uitputting of ondervoeding van de baby tot gevolg.
Volgens Roeser is het internationale borstvoedingsbeleid bedoeld voor situaties waarin schoon drinkwater niet voorhanden is, maar sluit het onvoldoende aan bij de situatie in westerse landen, waar flesvoeding een veilig alternatief is. De huidige regels en adviezen richten zich vooral op gezondheidsvoordelen en negeren morele waarden zoals autonomie van de moeder, praktische haalbaarheid en emotionele belasting.
Roeser pleit daarom voor genuanceerde en realistische voorlichting waarin emoties van de moeder serieus worden genomen. Goede zorg houdt rekening met individuele omstandigheden en biedt ruimte voor weloverwogen keuzes, of dat nu borstvoeding, flesvoeding of donormelk is.
De geschiedenis heeft laten zien hoe gezondheidsadvies, commercie en cultuur met elkaar verweven zijn als het gaat om babyvoeding. Wat begon als een discussie over het beste voedsel voor een baby, groeide uit tot een mondiale strijd over verantwoordelijkheid, autonomie en rechtvaardigheid die nog lang niet lijkt te zijn beslist.