Filmmaker Joshua Oppenheimer over genocide als ‘heldendaad’

In Indonesië werden in 1965 en 1966 meer dan een half miljoen ‘communisten’ vermoord door het leger en paramilitaire groepen. In de prijswinnende documentaire ‘The Act of Killing’ (2012) laat filmmaker Joshua Oppenheimer zien hoe onvoorstelbaar gruwelijk deze moordpartijen zijn geweest. Argos-journalist Huub Jaspers interviewde hem.
Argos onderzocht samen met Het Parool in het Nationaal Archief welke rol de BVD, de Binnenlandse Veiligheidsdienst, speelde bij die genocidale communistenjacht in Indonesië in 1965/66. In het kader van dat onderzoek, sprak Huub Jaspers met de filmmaker.
'The Act of Killing’ won tientallen internationale prijzen en werd genomineerd voor een Oscar. Met de documentaire wilde Oppenheimer duidelijk maken wat er gebeurt als oorlogsmisdaden en genocide niet bestraft worden, maar juist gevierd worden als heldendaden, vertelt hij.
Waarom had zijn film zo’n grote impact, juist in Indonesië? En hoe keek Anwar Congo, een van de militieleiders die eigenhandig meer dan duizend vermeende communisten vermoorde, naar de film waarin hij zelf de hoofdrol speelde?

De Binnenlandse Veiligheidsdienst en de genocide in Indonesië
De Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) hield tijdens de bloedige decennia van de Soeharto-dictatuur in Indonesië tientallen Indonesiërs in de gaten, die voor korte of langere tijd in Nederland verbleven. Het gaat om vermeende communisten of om mensen die volgens de BVD contact onderhielden met communisten; mensen die in Indonesië moesten vrezen opgepakt, gemarteld en vermoord te worden. Wie waren de Indonesiërs die door de BVD in de gaten werden gehouden? Wat is er met hen gebeurd?
Blijf op de hoogte
Je bent er bijna...
Om de nieuwsbrief te ontvangen doe je het volgende:
- Open je e-mail en zoek naar een bericht van ons
- Bevestig je e-mailadres
- Je ontvangt nu regelmatig onze nieuwsbrief 🥳